Hier wat informatie over Raderboten in het algemeen. Raderboten zijn schepen die worden voortbewogen door twee schepraderen aan weerszijden van of één scheprad achter de romp. Zit het rad achterop, dan heet zo’n schip een ‘hekraderboot’ of ook wel een ‘hekwieler’. Zitten de raderen of wielen opzij, dan is de Nederlandse benaming gewoon ‘raderboot’.
In Nederland is de hekraderboot vrijwel onbekend op een enkele verdwaalde buitenlandse gast of replica na. In Duitsland kwamen ze voor als kleine minderheid, met name in de vorm van sleep boten op de Elbe. Daarom kent het Duits niet alleen ‘Raddampfer’ of ‘Schaufelraddampfer’ voor ‘raderstoomboot’ maar ook het onderscheid tussen ‘Seitenraddampfer’ en ‘Heckraddampfer’.
In de Verenigde Staten waren hekraderboten algemeen voorkomend hoewel er ook vele raderboten met wielen opzij hebben gevaren. In het Engels-Amerikaans spreekt men van ‘side paddle-wheelers’ en ‘stem paddle-wheelers’ Typisch Amerikaans is om kortweg de spreken van ‘steamboats’ of ‘riverboats’ als men rivierraderboten bedoelt. Op het Britse eiland, Engeland-Schotland-Wales, kwamen hekwielers nauwelijks voor.
Er zijn wel enige Belgische en Zwitserse hekraderboten geweest, voornamelijk in de pionierstijd van de stoomvaart en dan nog vooral in de sleepvaart. In het Frans heten raderboten ‘bateaux à roues’, ‘navires à aubes’ of combinaties hiervan. En de Engelse algemene woorden voor rader( stoom) boten zijn ‘paddlesteamers’, ‘paddle-wheelers’ en ‘paddlers’.
In het begin van de stoomvaart, de jaren 1810 en 1820, waren alle stoomschepen raderschepen. Vanaf ongeveer 1850 kwamen steeds meer schroefstoomboten in de vaart die een twintigtal jaren later zouden beginnen langzaam maar zeker de raderboten te verdringen. Een proces dat rond 1925 voltooid was, nadien zijn vrijwel geen raderboten meer gebouwd.
Schroefboten hebben in beginsel een groter rendement dan raderboten. Raderboten kunnen echter in ondieper water varen, een voordeel dat met de verbeteringen van de bevaarbaarheid van de rivieren zo goed als teniet gedaan is. Wat betreft de raderboten onderling zijn ‘zijraderboten’ (een aanduiding die ik hierbij introduceer) door doeltreffender voortstuwing bij gelijk vermogen sneller dan ‘hekraderboten’. Dit vanwege de gunstiger waterstromingen langs en onder de varende romp. Hekraderboten zijn daarentegen uiteraard smaller en een rad achter een schip is lang niet zo kwetsbaar voor drijfhout en ijs als raderen opzij.
De raderboten hebben vooral de grote rivieren ontsloten. Bij de zee- en de kustvaart doen zich de nadelen ten opzichte van schroefboten sterker gelden. Vooral de ongelijkmatige krach ten op de raderen en de krukas bij slingeren van het schip waren hierbij nadelig. Een enkele uitzondering daargelaten zijn de buitengaatse raderboten daarom eerder door schroefboten verdrongen dan op de grote rivieren.
De eerste raderboten waren primitieve alleskunners. Zij vervoerden goederen en reizigers en konden veelal ook slepen. Later ontstonden specialistische typen: de passagiersraderboot die ook stukgoed en vee meenam, de radersleep boot (Engels ‘paddle wheel tug’ of kortweg ‘paddle tug’, ’tug’ of ’tug-boat’), Duits ‘Radschlepp- dampfer’, ‘Radschlepper’, ‘Räderboot’ of ‘Radzugdampfer’), de raderduwboot (deze laatste vooral in de Verenigde Staten, Engels-Amerikaans ‘paddle wheel tow-boat’ of kortweg ’tow-boat’, dit hoewel ’tow-boat’ ook zowel ‘sleepboot’ als ‘sleepschip’= ‘gesleept schip’ kan betekenen). In Brits Engels wordt ‘duwboot’ meer aangeduid met ‘push tug’ of ‘pusher’. En in het Duits is een ‘raderduwboot’ een ‘Schub(rad)dampfer’.
Nu iets over de voortstuwing. De ‘zijraderboten’ met hun dwarsscheeps hoog gelegen krukas waren veelal voorzien van bepaalde typen zuigerstoommachines: de “oscillerende machine” met draaibaar opgehangen cilinders en de “vaste compound of triple-expansie-machine“. Deze stoommachines waren vaak hellend aangebracht om de krukas tussen de beide raderen te kunnen bereiken. Bij oudere raderboten overheerste de ‘voet- of bodembalansmachine’ met een laag aangebrachte balans.
Sporadisch zijn er raderstoomboten met stoomturbine-aandrijving geweest. Vanaf de jaren dertig in de twintigste eeuw zijn enige raderstoomboten omgebouwd tot radermotorschepen. Hierbij vormen één of meer dieselmotoren de hoofdmotorinstallatie en gebeurt de aandrijving van de raderen door elektrische (elektromotoren) of hydraulische (hydromotoren) overbrenging.
Van de talloze raderboten die ooit gevaren hebben is slechts een heel klein aantal bewaard en nog minder daarvan in varende staat. Er zijn enige museumraderboten (veelal niet varend), enige raderboten als stilliggend restaurant-, hotel- of kantoorschip en er is een beperkt aantal varende passagiersraderboten in de toeristische (geregelde lijndiensten en rondvaarten) en representatieve (verhuurvaarten) sector. Voor de laatste categorieën zijn vanaf ongeveer 1960 ook replica’s gebouwd waarbij nogal wat van het Amerikaanse hekradertype. Slechts enkele van deze nieuw gebouwde raderboten zijn voorzien van stoomvoortstuwing.
© Teksten op basis van de bronnen vermeld op de pagina Bronvermeldingen